Lees de Bijbel in 4D met dit boek
(Zonder apparaat op je hoofd)
(Zonder apparaat op je hoofd)
In het boek ‘Ik leer je de Bijbel lezen’ maakt hoofdpersoon Daniela een wandeling door een bijzondere tuin: daarbij ontdekt ze de tijdlijn van de Bijbel.
Lees hoe de wandeling verliep.
Genesis 1 – Openbaring 22
Daniëla’s hart spoelde over van verwondering toen ze het majestueuze landgoed op de Nederlandse Veluwe op reed. Een smalle oprijlaan begroette haar met een weelderige luifel van oude eikenbomen, die de weg naar het landhuis omhulden.
Het landgoed, met de naam ‘De zilveren roos’, straalde een betoverende elegantie uit. Het imposante huis was opgetrokken uit zandsteen en torende trots boven de omringende tuinen uit. De gevel was versierd met weelderige bloemenranken, die zich als een levend kunstwerk sierlijk langs de muren slingerden.
Daniëla kon niet anders dan ademloos stilstaan bij de aanblik van de uitgestrekte tuinen. Kleurrijke bloembedden, zorgvuldig aangelegde gazons en kronkelende paden leidden haar naar verborgen hoekjes, waar statige fonteinen en rustgevende vijvers haar verrasten. Een serre, gevuld met exotische planten, gaf het geheel een vleugje weelderigheid. Verderop ontvouwde zich een uitgestrekt bos, waar oude eiken en beuken een groene hemel vormden. Het gefilterde zonlicht danste op het mosbedekte pad terwijl Daniëla het verkende, gefascineerd door de mystiek die het bos omgaf.
Het landgoed ademde geschiedenis en charme uit – een waar toevluchtsoord van rust en schoonheid voor iedereen die aan de waan van de wereld wilde ontsnappen. ‘Wauw’, zei ze in zichzelf. Dit was wel even wat anders dan het rommelige huis van haar buurman.
De voordeur van het landhuis was gemaakt van massief eikenhout dat de deur een robuuste uitstraling gaf en was versierd met ingewikkelde houtsnijwerken die verhalen uit het verleden leken te vertellen. Het donkere hout was door de jaren heen verweerd, waardoor het een zekere rustieke charme kreeg.
Er leek geen bel te zijn, alleen een deurklopper. Naast de deur hing een houten bordje met daarin letters gegraveerd. ‘Klop, en er zal opengedaan worden’.
Grappig, dacht Daniëla. Ze liet de deurklopper met een bonk op de deur neerdalen. Enkele momenten later werd de deur geopend door een elegante dame in een smetteloze, paarse jurk. Haar grijze haren waren netjes opgestoken; een paar doordringende ogen getuigden van wijsheid en ervaring.
De vrouw begroette Daniëla met een warme, bijna melodische stem. Daniëla voelde zich meteen op haar gemak in het gezelschap van deze dame. Ze was statig, maar niet afstandelijk. Iedereens favoriete oma, schoot door haar heen.
‘Jij moet Daniëla zijn’, zei ze. ‘Ik ben Lydia. Welkom, kom binnen. Bram is hier al een tijdje.’
Daniëla stapte de brede gang binnen en voelde meteen de warmte en rust die de ruimte uitstraalde. De muren waren bedekt met zacht, crèmekleurig behang, waarop subtiele reliëfs van bloemen en ranken waren aangebracht. Een lange loper van donkerrood tapijt, die haar voetstappen dempte, leidde haar verder de gang in.
Terwijl ze verder liep, viel Daniëla’s blik op de vele decoraties die de wanden en planken sierden. In plaats van kunstwerken ontdekte ze een verzameling religieuze symbolen en verwijzingen naar de Bijbel. Een oude kruiswegstatie hing aan de muur, met gedetailleerde afbeeldingen die het lijden van Jezus uitbeeldden. Een rij Bijbels stond keurig uitgestald op een antieke tafel, en een houten kruisbeeld was prominent aanwezig op een plank, omgeven door kaarsen.
Terwijl ze de woonkamer binnenstapte, merkte Daniëla dat er een gevoel van sereniteit over haar neerdaalde. Het zonlicht dat door de grote ramen naar binnen kwam gaf het geheel een vrolijke uitstraling.
Op de salontafel trof ze een verzameling religieuze boeken aan. Een opengeslagen bijbel lag daar als een baken van inspiratie. Aan de muren hingen ingelijste citaten uit de Bijbel, zoals ‘Geloof, hoop en liefde’ en ‘Wees vriendelijk voor elkaar, vol liefde en vergeef elkaar, zoals God u in Christus vergeven heeft’. De woonkamer voelde als een Bijbels heiligdom. Daniëla had bijna de neiging om haar schoenen uit te trekken.
Bram zat in een leren fauteuil een dik boek te lezen. Hij keek over de rand van zijn bril naar Daniëla en zei: ‘Dag, mevrouw.’
‘Dag, meneer’, reageerde Daniëla. ‘Heeft u uw eigen stoel meegenomen?’
‘Haha, dit is mijn favoriete stoel’, zei Bram. ‘Lydia had er ooit twee van. Driemaal raden waar de andere nu staat.’
‘Bij u thuis.’
‘Exact.’
Lydia gebaarde Daniëla dat ze moest gaan zitten, schonk thee in, en deelde cake uit. Geen dunne plakken. Interessant personage, dacht Daniëla. Ik ben benieuwd wat de plot van de middag zal zijn.
Bram legde ondertussen geanimeerd aan Lydia uit welke gesprekken Daniëla en hij al hadden gevoerd. Toen zei hij tegen Daniëla: ‘Je hebt al zo veel van mij gehoord. Misschien is het leuk om ook eens iets van iemand anders te horen. En ik wilde je niet weer meeslepen naar een museum. Lydia kan trouwens ook fantastisch uitleggen waar de Bijbel over gaat.’
‘Hm’, zei Daniëla. ‘Ik ben benieuwd.’
Bram richtte zich weer tot Lydia. ‘Daniëla en ik hebben uitgebreid gesproken over Genesis 1, 2, 3 en 4. Het begin van alles dus. Ik hoopte dat jij eens een overzicht wilt geven van de zes aktes van de Bijbel, aan de hand van jouw huisje.’
‘Met alle liefde’, zei Lydia. ‘Dan moeten we wel beginnen in de hof.’
Daniëla dronk vlug haar restje thee op en liep toen achter Lydia en Bram aan naar de tuin. Het tegelpad liep vanaf de schuifdeur zo het bos in. Een kleine honderd meter verder kwamen ze bij een open plek met in het midden een enkele boom. Daniëla ontwaarde kleine, rode appels in de kruin van de boom.
‘Kom iets dichterbij’, zei Bram, terwijl hij haar wenkte. ‘Kijk eens in de stam.’
Ze deed nog een paar stappen naar voren en zag toen dat in de grijsbruine stam een primitieve tekening gekerfd was. Een man en een vrouw pakten een vrucht, terwijl iets wat op een slang leek toekeek.
‘Herken je het?’, vroeg Lydia.
‘Adam, Eva en de slang? Genesis 3?’
‘De eerste twee aktes van de Bijbel’, zei Lydia.
‘Wat bedoelt u met aktes?’
‘Aktes zijn de fases van een verhaal. De Bijbel vertelt één verhaal dat naar Jezus leidt, en dat verhaal bestaat uit zes delen. Je kunt het opknippen in nog meer stukjes, maar in hoofdlijnen zijn het zes fases.’
‘En het stuk over Adam en Eva is de eerste fase?’
‘Er is een reden dat Bram je eerst veel heeft verteld over de eerste paar hoofdstukken van de Bijbel. Die vormen het fundament waar de rest van de Bijbel op leunt. Akte 1 is de schepping van de wereld zoals beschreven in Genesis 1 en 2. God maakt alles en geeft alles zijn plek. Hij creëert orde en functies. De mens is daar een onderdeel van.’
‘Koning-priesters’, zei Daniëla.
‘Inderdaad. Ze moeten op God lijken en Hem aanbidden door in Zijn Geest leiding te geven aan de aarde. In de eerste akte staat dat centraal. Adam en Eva wonen in de hof van Eden. Dat is hun land. Ze moeten de hele aarde zegenen. Dat is hun opdracht. Ze leven in harmonie met elkaar en met God. Dat is hun beloning.’
‘En toen ging het mis…’, zei Daniëla.
Lydia raakte de appelboom liefdevol aan. Haar hand rustte precies boven het hoofd van de Adam en Eva-figuren. ‘Toen ging het mis’, herhaalde Lydia. ‘God had Zijn schepselen een vrije wil gegeven. Zowel de engelen als de mensen.’
Daniëla moest weer denken aan wat Bram had uitgelegd over die vrije wil. Je kunt niet liefhebben als je niet de mogelijkheid hebt de ander af te wijzen.
‘De valse engel verscheen in de gedaante van een slang en daagde de mens uit om gelijk te worden aan God. Ze hoefden alleen maar van de verboden vrucht te eten. Helaas deden ze dat ook. De tweede akte is de val van de mens. Deze ene overtreding maakte alles kapot. Adam en Eva konden niet langer in het land wonen dat God hun had gegeven. Ze leefden niet langer in harmonie met God, met elkaar en met de natuur. Hun opdracht was om de hele aarde te zegenen, maar dat kon niet meer. Ze waren namelijk niet volmaakt.’
‘Heftig’, verzuchtte Daniëla.
Lydia knikte. ‘Het meest trieste moment uit de geschiedenis van de mensheid. We voelen de gevolgen van deze ene keuze nog iedere dag.’
Ze gebaarde met haar wijsvinger dat Daniëla haar moest volgen. Lydia, Bram en Daniëla liepen weer een stukje verder het bos in. Amper twintig meter verderop kwamen ze bij een witgeverfde schutting van zo’n twee meter breed. Aan het houtwerk hingen enkele kledingstukken, gemaakt van donkeroranje bladeren: een korte broek met daarboven een soort vest en daarnaast een jurk uit één stuk. Daniëla streek met haar vingertoppen over de jurk. De bladeren waren van plastic gemaakt.
‘Herfstkleuren’, zei Daniëla zachtjes, maar hard genoeg voor Lydia om te horen.
‘Hm-hm. Zo’n trieste gebeurtenis moet wel in de herfst zijn gebeurd, toch? De Bijbel geeft geen enkele aanwijzing in welk seizoen dit moet zijn gebeurd. In mijn fantasie was het in de herfst. Dat vind ik het meest passend.’
‘Kijk ook aan de achterkant’, zei Bram.
Daniëla liep om de schutting heen en zag hier eveneens kledingstukken hangen. Ditmaal niet van plastic bladeren, maar van dik leer.
‘Adam en Eva maakten zelf kledingstukken van bladeren,’ zei Lydia, ‘maar God gaf hun kleding die van dierenvellen gemaakt was.’
‘Waarom hadden ze opeens kleding nodig? Werd het ook kouder?’
‘Nee, lieverd’, zei Lydia glimlachend.
‘Toen ze nog onschuldig waren, schaamden ze zich niet voor hun naaktheid. Wat dat betreft waren ze net als kleine kinderen. Maar zodra ze wisten wat goed en kwaad was, veranderde dat. Ze waren hun onschuld kwijt en proberen hun kwetsbaarheid te verbergen door kleding te maken van bladeren. God zorgt voor hen, door hun kleren te geven die veel langer meegaan.’
‘Hm, wat wil dat zeggen?’
‘Dat God meteen aan het werk ging om de mens te redden van zijn eigen fout. Ja, er is straf. Verbanning uit Eden. Ze moeten voortaan werken voor hun voedsel en bevallen wordt voortaan een pijnlijk proces, maar er is ook de belofte dat er ooit Iemand zal komen die alles weer goed zal maken.’
‘Jezus?’
‘Ja, Jezus. Maar dat wordt pas later in het verhaal duidelijk. Ik vind het ontroerend dat God de moeite neemt om kleding voor Adam en Eva te maken voor ze moeten vertrekken. Dit is een duidelijk teken dat Hij met ons begaan is, dat Hij dit niet heeft gewild en dat Hij het weer goed gaat maken.’
‘Sjonge.’
‘De Schepper van hemel en aarde die de mens wakker kuste, maakt kleren voor Zijn ongehoorzame kinderen’, zei Bram. ‘Het is alsof Hij zegt: alles komt goed. Vertrouw me.’
Terwijl ze verder liepen schoof er een donkergrijze wolk voor de lentezon, waardoor het ogenblikkelijk een stuk grauwer en frisser werd. Het paste wel bij de gelegenheid, vond Daniëla.
‘Gods verlossingsplan trad direct in werking’, zei Lydia. ‘Maar eerst ging het nog bergafwaarts. Vanaf fase drie van de Bijbel werd de mens steeds gewelddadiger. De moord op Abel was de eerste, maar al snel zouden er meer doden vallen. Het kwaad verspreidde zich als een bosbrand. Dat deed God zo veel zeer dat Hij er bijna spijt van had dat Hij mensen had gemaakt. Hij wilde opnieuw beginnen en koos een man uit. Een nieuwe Adam.’
‘Een nieuwe Adam?’, vroeg Daniëla. Ze groef in haar geheugen, maar kon zich niet herinneren dat ze ooit had gehoord dat God een nieuwe Adam had gemaakt.
Plotseling hield Lydia halt. Ze stonden bij een beekje dat rustig van noord naar zuid kabbelde. In het midden van het water lag een bootje van zo’n veertig centimeter lang. Het was met een kettinkje vastgemaakt aan een paaltje, zodat het niet kon wegdrijven. Daniëla herkende aan de vorm dat dit een model was van de ark van Noach. Het miniatuurvaartuig leek in ieder geval op plaatjes die ze weleens had gezien in haar kinderbijbel.
‘Noach was een soort Adam. Niet letterlijk. Geen reïncarnatie of zo, maar hij was wel een man die op God vertrouwde. De Heer wilde met hem opnieuw beginnen. De watervloed waste de aarde schoon. Alle slechte mensen kwamen om. Slechts acht werden er gered.’
‘Zo veel doden…’, zei Daniëla.
‘Ja, triest. Maar vergeet niet dat Noach tientallen jaren heeft gedaan over het bouwen van die ark. Al die tijd stond de deur van zijn schip open. Iedereen had meegekund.’
‘Maar daar was het schip toch niet groot genoeg voor?’
‘Tja, God wist natuurlijk dat de meeste mensen Noach niet zouden geloven als hij zou vertellen dat het hele land onder water kwam te staan. Belangrijker nog: ze geloofden God niet. De zondvloed is een beeld van het laatste oordeel dat ooit over de aarde zal komen. De deur van de ark is open totdat het gaat regenen.’
‘Dat is een harde boodschap.’
‘Hm, zeker ongemakkelijk’, zei Lydia. ‘Maar laten we bij de hoofdlijn blijven. Noach was een nieuwe Adam, maar de zonde zat ook in hem en zijn nageslacht. En dus zie je dat het later weer misgaat. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan is de bouw van de toren van Babel. Waarom doen de mensen dat? Ze willen een naam vestigen voor zichzelf, niet voor God. Ze bouwen een toren tot in de hemel om zo te laten zien dat ze gelijk willen worden aan de Heer.’
‘Net als Adam en Eva?’
‘Exact’, antwoordde Bram. ‘Eigenlijk zie je dat steeds terugkeren. Ook vandaag de dag. Bijna alle zonden hebben hun wortels in die ene fout. Wij willen zelf bepalen wat goed voor ons is. We vertrouwen niet op God.’
Ze liepen verder en kwamen uit bij een stuk grasveld waarop talloze miniatuurpoppetjes stonden, als een tinnen leger, hoewel het geen soldaatjes waren. Het begon met één man, met daarvoor weer een man, nog een man en vervolgens twaalf mannen. Daarna werd het aantal poppetjes steeds talrijker. In het midden van het veld was ook een klein heuveltje met daarop een gouden poppetje met een staf en een kroon.
‘Gods verlossingsplan trad direct na de zondeval in werking’, zei Lydia. ‘Maar het begon pas echt toen God Abraham riep. De Heer had tegen de slang gezegd dat Eva een nakomeling zou krijgen die het kwaad zou verbrijzelen. Dus als je de Bijbel voor het eerst leest en je weet niets van de inhoud, dan vraag je je voortdurend af: wie is dan die nakomeling? Eerst denk je misschien: is het Noach? Maar Noach is het niet. Dan denk je: is het Abraham? Hij blijkt het ook niet te zijn. Maar Eva’s nakomeling – de Verlosser – zal later wél worden geboren uit het nageslacht van Abraham.’
‘Dat is de derde akte?’
‘De derde akte is eigenlijk de rest van het Oude Testament na Genesis 3. God laat een volk ontstaan uit een onvruchtbaar echtpaar. Als je het verhaal van Abraham leest, moet je eigenlijk goed letten op de beloftes die God doet en wat Hij van Abraham vraagt. Dit lijkt namelijk erg op wat er in Genesis gebeurt.’
‘Waar doelt u op?’
‘In Genesis gaf God een stuk land aan Adam en Eva.’
‘De hof van Eden.’
‘Juist. Bovendien leefden Adam en Eva in volkomen harmonie met elkaar en met God. En ze hadden ook een opdracht: de wereld zegenen.’
‘Oké, en hoe hangt dat samen met Abraham en Sara?’
‘God belooft ook aan hen land. Niet Eden, maar Kanaän. Bovendien wil God de relatie tussen Hem en de mens herstellen. Het is nog niet zoals het was in Eden, maar God leidt Abraham en zijn vrouw wel. Ze krijgen ook een opdracht: de wereld zegenen door zijn nageslacht.’
‘Hm, en dus krijgen ze een zoon. Daar hebben Bram en ik het vorige week uitgebreid over gehad.’
Ze liepen verder over een platgetreden pad naast de tinnen figuren die het volk Israël voorstelden.
‘Klopt. Abraham krijgt een zoon: Isaak. Isaak krijgt twee zonen, Esau en Jakob. De belofte gaat verder via Jakob. Hij krijgt twaalf zonen. Uit hen worden de twaalf stammen van Israël geboren. Het lot brengt hen naar Egypte, waar de Israëlieten uiteindelijk slaven worden gemaakt.’
Het pad waarop ze liepen werd zo smal dat ze niet langer naast elkaar konden lopen. Lydia ging voor, daarna volgde Daniëla,
en Bram sloot de rij. De elegante dame stond zo plotseling stil dat Daniëla bijna tegen haar op botste.
Midden tussen de bomen stond een kleine, koperen stier. Heel even dacht Daniëla dat hij bewoog, maar het bleek een beeld te zijn. ‘Het gouden kalf?’, vroeg Daniëla terwijl ze dichterbij kwam. ‘Heeft dit met de uittocht uit Egypte te maken?’
‘Ja’, zei Lydia, ‘maar het is breder dan dat. Het verhaal dat in Exodus staat is uitermate boeiend, maar laat ook Gods dilemma zien.’
‘Het raadsel van God’, zei Bram.
Daniëla keek eerst Bram en toen Lydia aan. ‘Het raadsel van God?’, vroeg ze.
Lydia knikte. ‘Je zou het ook het probleem van God kunnen noemen. Nadat Israël vierhonderd jaar in Egypte was geweest, bevrijdde God hen. Hij leidde hen naar het land dat Hij al aan Abraham had beloofd. Tussendoor vindt er echter een episode plaats die heel veelzeggend is.’
‘Klinkt spannend.’
‘Eerst vraagt God aan Israël of ze Hem trouw willen blijven. Het volk belooft dit. Dan geeft God Zijn wet aan Israël. Hij wil namelijk weer in hun midden wonen. Hij wil dichtbij komen, maar dat kan niet zomaar. De mensen zijn namelijk nog steeds zondig. Daarom krijgen ze allerlei rituelen waaraan ze zich moeten houden.’
‘Zoals het offeren van dieren?’
‘Precies. Daarmee kunnen ze vergeving vragen voor hun zonden. Ze worden ritueel rein. Maar als God bezig is dit allemaal op de berg aan Mozes uit te leggen, maakt het volk ondertussen een afgodsbeeld. Terwijl ze net een paar dagen of een paar weken eerder trouw aan God hebben gezworen!’
‘Het ging al vlug mis dus.’
‘Dat kun je wel stellen, ja. Mozes vraagt om vergeving en smijt het afgodsbeeld in het vuur. Dan vraagt Hij God om hen niet in de steek te laten. Ook wil Hij de Heer zien. God stemt toe en Mozes mag Hem zien. Maar: alleen van de achterkant. God is namelijk zo heilig dat Mozes Hem niet volledig mag bekijken. En terwijl God voorbijtrekt, roept Hij dit naar Mozes.’
Lydia wees op een zilveren plakkaat aan de voet van het kalf. Daarop stond:
JHWH, JHWH, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.
‘Dit’, zei Lydia met nadruk. ‘Dit hier is het probleem van God. Dit is het probleem dat Hij moet oplossen.’
Lydia hurkte en las de tekst uit Exodus nog eens. ‘Ik zie het probleem niet zo gauw.’
‘Lees goed’, zei Lydia kalm. ‘God wil genadig en barmhartig zijn. Hij wil liefdevol zijn en zonden vergeven. God is namelijk liefde. Maar God is ook goed en heilig. Dat is het lastige.’
‘Maar dat zijn toch positieve eigenschappen?’
‘Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt. Goed en heilig wil zeggen dat God geen enkele zonde kan tolereren. Hij moet afrekenen met al het kwaad, want anders zou Hij niet goed zijn. God is zo heilig dat Hij geen zonde kán tolereren. Zelfs niet als Hij dat zou willen.’
‘Dat is dus het raadsel van God’, zei Bram. ‘Een echt probleem. God is goed en kan geen zondige mensen tolereren. Dat is slecht nieuws voor wie heeft gezondigd. En wie is er zonder zonde? God wil wel vergeven, maar Hij móét het kwaad straffen.’
‘Dat is inderdaad behoorlijk met elkaar in tegenspraak’, zei Daniëla.
‘Hier, in deze twee verzen, beschrijft God dus het dilemma van de hele Bijbel. Het is de hamvraag, het mysterie van God: hoe kan een goede, heilige, rechtvaardige God zondige mensen vergeven?’
‘Pfff’, zei Daniëla. ‘Ik ben nu wel benieuwd naar het antwoord.’
‘In het Oude Testament vind je aanwijzingen, maar het echte antwoord wordt pas in het Nieuwe Testament gegeven. Kom, we gaan verder.’
Terwijl ze verder liepen, vroeg Daniëla waarom Lydia eigenlijk zo’n prachtige route had laten aanleggen. ‘Ach, het zijn maar een paar objecten’, antwoordde ze. ‘Maar ik vind het fijn om hier te wandelen. Het is dan net alsof Jezus naast me loopt en me eraan herinnert dat Hij al heel lang bezig was met de wereld voordat ik opeens tevoorschijn kwam.’
‘En niet te vergeten: je ontvangt weleens groepen. Vooral jongeren, toch, Lydia?’, zei Bram.
‘Klopt inderdaad. Mensen hebben vaak geen goed beeld van de Bijbel. Ze denken dat Vaders boek een verzameling losse teksten is zonder enige samenhang. Maar dat is niet het geval. Weet je eigenlijk wat het woord ‘bijbel’ betekent, Daniëla?’
‘Eh… heilig boek?’, gokte ze.
‘Bijbel komt van het Griekse biblia, antwoordde Lydia. ‘Biblia betekent gewoon ‘boeken’. Je zou de Bijbel dus ook een bibliotheek kunnen noemen.’
‘Maar niet zomaar een bibliotheek’, voegde Bram toe. ‘Een bibliotheek waarin elk boek naar de andere boeken wijst. Ze zijn allemaal met elkaar verbonden.’
‘Juist. En dat wil ik hier in mijn tuin laten zien’, zei Lydia. ‘Dat God een doorlopend verhaal vertelt. Wij hebben de hele Bijbel en kunnen de hele tijdlijn van Gods verhaal zien. Dankzij de Bijbel dus. Tegelijkertijd leven we ook nog in dit verhaal. Het is namelijk nog niet afgelopen. De Bijbel is dan wel af, maar God schrijft nog iedere dag aan Zijn verhaal. Wij mogen allemaal een eigen hoofdstuk schrijven. Maar goed, we zijn nu op het kruispunt aangekomen.’
Inderdaad leidde het pad hen naar een open plek in het bos, waar een met gras begroeide heuvel uit het niets opdoemde in het verder vlakke landschap. Een weelderig groen tapijt strekte zich uit over de glooiende helling, versierd met kleurrijke wilde bloemen. Op de top van de heuvel stonden drie houten kruisen, waarvan de middelste boven de andere twee uit torende.
Terwijl Daniëla stilviel van deze bijna heilige plek, floten ergens kleine vogels hun melodieën in harmonie, als een muzikale omlijsting van dit moment. Daniëla slikte. Het voelde alsof ze op een afstand moest staan kijken.
‘Wat is er, meisje?’, vroeg Lydia.
‘Dit is gewoon… gewoon… zo plotseling. Ik had iets anders verwacht. Misschien een kribbe of zo. Dit is gewoon… heftig. Zo’n groot kruis. Ongelooflijk dat je hier iemand aan vast durft te spijkeren.’
Lydia knikte, maar zei niets. Ook Bram zweeg. Alsof ze begrepen dat Daniëla even een moment nodig had om bij te komen. Daniëla liep om het heuveltje heen. Vanuit welke hoek ze ook keek, de kruisen bleven onheilspellend. Het viel haar ook op dat er vier verschillende paden de heuvel op liepen. Eén van voor, twee van opzij, één van achter. Dit was met recht een kruispunt.
Ze stelde zich voor hoe een groep mensen stond te joelen, terwijl Romeinse soldaten grote spijkers door de voeten en polsen van de veroordeelde sloegen. Daarna trokken ze het kruis met touwen omhoog en lieten het met een klap in de kuil zakken die ze hadden gegraven. Daar hing de ongelukkige totdat zijn lichaam het begaf en hij stierf door verstikking. Ze werd er bijna naar van.
Verschrikkelijk, dacht ze. Ze voelde haar tranen opwellen. ‘Waarom was dit nodig?’, zei ze hardop. Het was geen vraag waar ze per se een antwoord op wilde hebben, maar Lydia hoorde haar.
‘Herinner je je het raadsel van God nog?’, vroeg ze. ‘Hoe kan een heilige, rechtvaardige God Zijn barmhartigheid en vergeving tonen aan zondige mensen?’
Daniëla knikte.
‘Jezus gaf het antwoord aan het kruis.’
‘Hoe dan?’
‘Kom, laten we naar boven gaan.’
Daniëla aarzelde, maar volgde Lydia en Bram naar de top van het heuveltje, waar ze tussen de drie kruisen in ging staan. Het middelste kruis bevatte een bord met daarop teksten in verschillende talen, maar alleen de derde stond in een schrift dat ze kon lezen: Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum.
Bram zag haar kijken en zei: ‘Aramees, Grieks en Latijn. Er staat drie keer hetzelfde: ‘Jezus de Nazarener, koning van de Joden.’ Dit was een grote belediging voor de Joden uit die tijd. Zij probeerden de Romeinse gouverneur de tekst nog te laten veranderen in ‘Hij zei dat hij de koning van de Joden was’, maar de Romein weigerde. En dus schreef hij profetische woorden.’
‘Want Jezus was wel de koning van de Joden?’
‘Ja. Niet alleen van de Joden, maar van de hele wereld. Daarom is het best bijzonder dat deze tekst in de lokale taal werd geschreven – het Aramees –, maar ook in de twee wereldtalen van toen: het Grieks en het Latijn. Iedereen die kon lezen in die tijd kon zien wat er was geschreven, en dus wie daar hing: hun koning.’
‘Ik begrijp het. Maar hoe geeft Jezus hier antwoord op het mysterie van God?’
‘De beste illustratie komt uit het Oude Testament’, zei Lydia. ‘Op een gegeven moment is Gods volk in de woestijn ongehoorzaam tegen God. Als straf stuurt God een slangenplaag. Dat is een vorm van oordeel. De mensen komen tot inkeer en vragen om vergeving. Mozes, de Israëlitische leider, kreeg van God de opdracht om een bronzen of koperen slang te maken. Die moest hij aan een paal bevestigen. Als een Israëliet dan werd gebeten door een slang, moest hij naar dit beeld kijken en dan zou hij ogenblikkelijk worden genezen.’
‘Hm, apart verhaal’, zei Daniëla. ‘Hoezo maakte hen dat
beter?’
‘De slang is al sinds het begin van de Bijbel het symbool van het kwaad en van de zonde. Zij maakten de Israëlieten ziek. Zoals het gif door hun lichaam trok en hen uiteindelijk doodde, zo is de hele mensheid geïnfecteerd door de zonde. Juist dit symbool van het kwaad werd door Mozes aan het kruis… ik bedoel: aan de paal geslagen.’
Daniëla’s hand streek over het ruwe hout, terwijl ze omhoogkeek. ‘U bedoelt dat Jezus aan het kruis hing zoals de slang aan de paal?’
‘Daar komt het in het kort wel op neer, Daniëla.’
‘Maar Jezus was toch geen vloek zoals de slang dat was?’
‘In de tijd van Mozes werd het beeld van de vloek – de slang – aan het hout vastgenageld. Als je ernaar keek, werd je genezen. Het beeld van de vloek werd zo ook het beeld van de verlossing. In die koperen slang valt dus alles samen: de straf en de redding. Dat is ook wat we moeten zien als we Jezus aan het kruis beschouwen. Hij werd vervloekt in onze plaats. Hij nam de straf op zich in onze plaats.’
‘Hij stierf in onze plaats’, voegde Daniëla er zachtjes aan toe.
‘Ja’, zei Lydia, al even zacht. ‘Wij hoeven alleen maar naar Jezus aan het kruis te kijken. Dat kijken is namelijk een daad van geloof. Als je je tot Jezus keert en op Hem vertrouwt voor je redding, dan trekt Hij het gif van de zonde uit je lichaam, uit je ziel. Je bent ervan genezen.’
‘En wat is dan het antwoord op de vraag hoe een heilige, rechtvaardige God zondige mensen kan vergeven, Lydia?’, vroeg Bram.
‘Het antwoord is…’ Ze liet een korte stilte vallen. ‘Dat kan alleen als die liefdevolle, heilige en rechtvaardige God zelf voor die straf betaalt.’
‘Wat zegt u?’, vroeg Daniëla.
Lydia spreidde haar armen en hief haar handen op naar het kruis. ‘Kijk naar het kruis!’, zei ze met luide stem. ‘Waar straft God de mens voor zijn zonden? Aan het kruis! Waar vergeeft God de mens voor zijn zonden? Aan het kruis!’
‘Alles komt hier samen’, zei Bram op zijn normale, kalme toon. ‘God straft iedere zonde. Hij kan niet anders. Hij is heilig en goed. Als ik iets van jou steel en God vergeeft mij, dan is dat niet eerlijk ten opzichte van jou. Dan zou God geen goede rechter zijn. Iedereen heeft wel dingen verkeerd gedaan. Iedereen moet dus worden veroordeeld, maar er is een kans om te ontsnappen.’
Daniëla keek Bram aan. ‘Naar Jezus kijken?’, vroeg ze.
‘Exact! Hij betaalt voor iedere zonde, als je je maar in geloof naar Hem toekeert.’
‘Dus hier wordt het probleem van het Oude Testament opgelost’, zei Lydia. ‘In de evangeliën zien we hoe God die twee uitersten bij elkaar brengt, hoe God rechtvaardig én vergevingsgezind kan zijn. Hij straft het kwaad, maar vergeeft ook.’
‘En daarvoor moest Zijn Zoon lijden?’
‘Het was noodzakelijk’, zei Lydia. ‘Ik heb zelf ooit een verhaal geschreven dat ik nooit heb gepubliceerd, maar het gaat over een koning en zijn zoon. Ze zijn goed geweest voor hun onderdanen, maar toch hebben de burgers zich ingelaten met slechte dingen. Ze overleggen wat ze kunnen doen. Ze kunnen het kwaad niet ongestraft laten, maar ze willen ook niet iedereen doden.’
‘Pfff, heftig verhaal’, zei Daniëla.
‘Dan zegt de zoon tegen zijn vader: “U weet dat er maar één oplossing is, toch?” De oude man knikt en zegt: “Dat weet ik, maar het doet zo veel pijn om daaraan te denken… Ben je ertoe bereid?” De kroonprins antwoordt: “Ik houd net zo veel van deze mensen als u.” Ze laten hun leger de opstandige burgers arresteren en die worden berecht voor misdaden tegen de koning. Met tranen in de ogen spreekt de koning het vonnis uit. Schuldig. Er klinkt een luid geweeklaag, want iedereen weet wat de straf is: de dood. Dan stapt de zoon van de koning naar voren. “Huil niet”, zegt hij. “Ik betaal voor uw straf.”’
‘Woa…’, was het enige wat Daniëla kon uitbrengen, terwijl ze opnieuw tranen in haar ooghoeken voelde branden.
‘Dit is wat Jezus voor ons deed’, zei Bram met schorre stem. ‘Hij die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. Filippenzen 2.’
‘Dit is de vierde akte van het verhaal van God en mens’, zei Lydia. ‘De komst van de Here Jezus en Zijn offer aan het kruis. Dit is het meest bepalende moment in de geschiedenis van de mensheid. De overwinning was behaald. Dat is evangelie – goed nieuws. Na Jezus’ opstanding en hemelvaart brak de periode van de vijfde fase aan: de periode van de kerk. Laten we gauw verdergaan.’
Ze liepen het pad achter het kruis af naar beneden en kwamen al snel weer bij een stuk bos. Verscholen tussen de majestueuze bomen stond een charmant houten huisje. Het hutje straalde een rustieke eenvoud uit, met zijn met mos bedekte houten muren en een dak van houten planken. Een bescheiden deur, met een raampje erin, verwelkomde bezoekers. Op de deur zat een eenvoudig, met de hand gesneden houten kruis, dat de rust en spirituele sfeer van de omgeving weerspiegelde. Dit schilderachtige toevluchtsoord in het bos ademde een gevoel van vrede, rust en stilte uit.
Lydia duwde de deur – die blijkbaar geen slot had – open. Binnen stond een stevig houten bed, bedekt met een zachte deken, dat uitnodigde tot ontspanning. Het midden van de ruimte werd ingenomen door een robuuste tafel, gereed voor maaltijden of werk. Tegen een van de wanden bevond zich een boekenkast, gevuld met een verzameling bijbels en andere christelijke boeken. Op de muur was een Bijbeltekst gekalligrafeerd: ‘Ga dan en maak alle volken tot Mijn leerlingen.’
‘Hier lees ik graag in Vaders boek’, zei Lydia. ‘Deze plek herinnert mij eraan dat alles draait om Zijn Woord. Ik maak onderdeel uit van het verhaal van God en mens en mag daarin mijn eigen hoofdstuk schrijven.’
‘En hoe heet deze periode van dat verhaal ook alweer?’, zei Daniëla terwijl ze met zijn drieën aan de tafel gingen zitten.
‘Ik noem het graag de periode van de wereldwijde kerk. Het goede nieuws is er niet alleen voor de Joden, maar voor alle mensen. In deze periode verspreidt het evangelie zich over de hele wereld.’
‘In de Bijbel begint deze periode in Handelingen 2. Jezus is naar de hemel gegaan. Hij heeft hun de opdracht gegeven die je daar aan de muur ziet hangen.’
‘Ze moesten op reis gaan om mensen tot volgeling van Jezus te maken?’, vroeg Daniëla.
‘Ja, inderdaad. Dat was hun taak. En ze gingen uiteindelijk overal heen. De apostel Paulus, die in Handelingen 9 tot geloof komt, bracht het goede nieuws van Jezus’ leven, dood en opstanding naar het Westen. Petrus is ook in Rome geweest en is daar gestorven. Anderen gingen naar Afrika of het Verre Oosten. De apostel Thomas zou bijvoorbeeld helemaal in India zijn terechtgekomen.’
‘En wij leven nu nog steeds in deze fase?’
Lydia gebaarde naar Bram om te antwoorden. ‘Ja’, zei hij. ‘We zitten daar nog steeds in. Handelingen eindigt met de mededeling
dat Paulus doorgaat met het verkondigen van het evangelie. Ook de brieven van het Nieuwe Testament gaan over de geloofsgemeenschappen die overal in de wereld werden gesticht.’
‘Maar hoe weten we dan wanneer die vijfde fase is afgerond?’
Lydia lachte. ‘Omdat de zesde akte ook al is beschreven in de Bijbel, lieverd.’ Ze keek op haar horloge. ‘Het liefst zou ik hier nog een poosje blijven zitten, maar omwille van de tijd kunnen we misschien beter doorgaan naar de laatste plek.’
Daniëla was moe van het lopen en was blij dat ze eindelijk zat. Toch protesteerde ze niet.
‘Het is niet ver’, zei Lydia nog. En inderdaad, een paar minuten later waren ze weer bij het huis. Ze gingen dit keer niet door de deur naar binnen, maar liepen eromheen tot ze uitkwamen bij een tuinhuisje met een rieten dak.
Boven de deur was een opschrift gespijkerd. ‘Zie, Ik maak alles nieuw.’ Lydia haalde een sleutel uit haar tasje, opende de deur en deed het licht aan.
De ruimte was volstrekt leeg, op een grote, glazen vitrine na, die op een tafel stond. Daarin stond een maquette van een grote stad met hoge muren en goudkleurige straten. Er waren bomen te zien en een grote rivier die door de miniatuurstad liep.
Daniëla’s blik ging van de straten en huizen terug naar de stadsmuur. Ze telde twaalf poorten. Voor iedere poort hield een engelachtig figuur de wacht. Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat iedere poort een naam had gekregen. De een heette Juda, de andere Simeon, Levi, enzovoort.
‘Wat mooi gemaakt’, zei Daniëla bewonderend.
Lydia glimlachte. ‘Het haalt het niet bij het origineel. Daar ben ik van overtuigd. Maar dit is de laatste akte. Als Jezus terugkomt, rekent Hij af met het kwaad. Al het kwaad. Van alle mensen die Hem trouw zijn gebleven zullen de zonden worden vergeven en zij mogen voor altijd bij Hem wonen.’
Ze liep om de tafel heen en wees op de twee bomen die aan weerszijden van de rivier stonden. ‘Daar staan ze’, zei ze.
‘Daar staan wat?’, vroeg Daniëla.
‘De levensbomen.’
‘Twee stuks?’
Lydia knikte. ‘In het paradijs van Adam en Eva waren ook twee bomen. De een was de levensboom, de andere de boom met de verboden vruchten. Die boom met de verboden vruchten is er niet meer. Dat hoeft ook niet, want alle mensen hebben hun liefde bewezen door voor Jezus te kiezen. In plaats van de boom met de verboden vruchten staat er in het nieuwe paradijs een tweede levensboom.’
Daniëla bukte zich om de stad nog beter te kunnen bekijken. Vanbinnen maakte zich een nieuw verlangen van haar meester. Ze wilde niets liever dan naar deze stad gaan.
‘Ooit’, zei Bram plechtig, ‘komt alles weer goed. Dan zal de aarde verlost zijn van de vloek, van haar gebrokenheid, van verdriet en van pijn. Dan maakt Abba alles weer heel.’
‘Amen’, zei Lydia.
‘Wat voor boek zou je graag willen schrijven?’, vroeg Cees mij een jaar geleden. Hij is eigenaar van Uitgeverij Scholten en net zo gepassioneerd over de Bijbel als ik.
‘Een boek dat uitlegt hoe je de Bijbel zo kunt lezen dat je kennis van God en geloof in Hem toeneemt’, antwoordde ik.
‘Fantastisch’, zei hij met een grote glimlach. ‘Doe het.’
Het resultaat is een boek dat ik morgen aan je mag presenteren. Het heet ‘Ik leer je de Bijbel lezen’. Hierin beschrijf ik de vier brillen die je kunt opzetten zodat de Bijbel meer voor je gaat leven.
Nadat ik het boek had ingeleverd, besefte ik dat mijn methode van Bijbellezen niet is het opzetten van vier brillen. Het is het opzetten van één bril: een 4D-bril.
Ik wil je graag helpen de Bijbel in 4D te lezen. Wat dat betekent? Dat je de Bijbel in vier dimensies leest. Dit zijn de dimensies:
Ik noem het niet altijd, maar deze methode van Bijbellezen gebruik ik al langer in in mijn boeken, cursussen en challenges. De feedback is erg bemoedigend.
“Ik kan de preek van de dominee nu zoveel beter volgen”, zegt Anita, een deelnemer van de Bijbel in 2 Jaar-cursus.
Peter, die meedoet aan de Lucas-challenge, vroeg per e-mail: ‘Waarom leer ik dit nu pas? Waarom wordt dit in de kerk niet zo uitgelegd?’
En Rita (die ook meedoet aan de Bijbel in 2 Jaar-cursus) stuurde me een bericht waarin ze zei dat ze zo dankbaar was voor de context en diepgang. De Bijbellezen in 4D brengt de Bijbel meer tot leven. Vandaar dat ik zo blij ben met deze positieve reacties.
De komende tijd zal ik wat meer voorbeelden laten zien van de Bijbel lezen in 4D. Het boek ‘Ik leer je de Bijbel lezen’ legt in ieder geval de basis door de essentie uit te leggen.
We hebben voor een bijzondere vorm gekozen voor dit boek. Het is geen ‘how to’-boek, hoewel het zeer praktisch is. Het is een verhaal van een jonge vrouw die moeite heeft de Bijbel een plaats in haar leven te geven. Gods Woord zegt haar zo weinig.
Dan komt ze in contact met een oudere buurman die aanbiedt om haar te gidsen door de Bijbel. Dat is het begin van een bijzondere reis door Vaders Boek, één die jij mee kan maken.
Ga je mee op reis door de Bijbel?
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!