Saul bedreigt David.
Vorig jaar bracht ik veel tijd door in de Bijbel en boeken over de Bijbel als research voor ‘De Bijbel in 1 Dag’. Toen ik klaar was met schrijven, viel ik in een gat. Het was een geweldig avontuur geweest om in relatief korte tijd van Genesis naar Openbaring te reizen, maar wat kon ik nu doen om de Bijbel vanuit een ander licht te bekijken?
Ik moest denken aan mijn tijd op basisschool De Ark in Bunschoten-Spakenburg, toen ik de bijbelverhalen als het ware opslurpte. Waarom? Ik kreeg les van meester Cees van Lummel.
Ik zie hem nog voor de klas staan. Ik was uiteraard () een lief jongetje, maar zat in een lastige klas. De meester had echter een natuurlijk overwicht. Vooral als hij over de Bijbel vertelde én over kerkgeschiedenis. Zelfs de meest onrustige jongens luisterden ademloos naar zijn verhalen. Het was alsof we een film keken. Sindsdien heb ik iets met geschiedenis.
Ik realiseerde met dat ik in ‘De Bijbel in 1 Dag’ vooral de geestelijke lijn van de Bijbel volg, maar ik ben ervan overtuigd dat als de Bijbel waar is, de feiten ook echt gebeurd moeten zijn. De Bijbel moet historisch betrouwbaar zijn en is dat ook. Vanwege die conclusie ben ik twintig jaar geleden tot geloof gekomen.
‘Aliens ja, Bijbel nee’
De meeste wetenschappers zijn het niet met me eens. Als ik naar bijvoorbeeld History Channel kijk, zie ik hele documentaires voorbij komen die mij ervan proberen te overtuigen dat oude beschavingen zijn geholpen door buitenaardse wezens.
Als de Bijbel echter ter sprake komt, worden experts opgevoerd die ‘aantonen’ dat de genoemde feiten niet kloppen. In feite wordt de Bijbel als sprookjesboek aangeduid. Een boek vol mythes waar zwakke mensen kracht uit putten.
Hoe komt het dat archeologen en geschiedkundigen zo weinig bewijs vinden voor de Bijbelse verhalen? ‘Simpel’, zegt Egyptoloog David Rohl. ‘Ze zoeken vaak op de juiste plek, maar niet in de juiste tijd.’
Nieuwe data
Rohl en een relatief kleine groep collega’s hebben onderzoek gedaan naar de chronologie van Egypte en andere volken in het Midden-Oosten. Ze stellen vast dat de traditionele tijdsrekening die al bijna twee eeuwen vast staat, fouten bevat en hebben zelf een andere chronologie voorgesteld.
Rohl is geen christen, maar een agnost. Dat wil zeggen: hij weet niet zeker of God bestaat. Toch beschouwt hij de Bijbel als historisch betrouwbaar. Als agnost minimaliseert hij de rol van God helaas, maar verder plaatst hij de Bijbelse feiten in een bredere, historische context.
Zo kwam ik zijn boek ‘From Eden to Exile – The 5000 year history of the people of the Bible’ enkele brieven tegen die door koning Saul zouden zijn geschreven aan de farao van die tijd. (Rohls boek is zeer boeiend, maar erg academisch en dus niet bepaald lekker leesbaar.)
Deze brieven geven een interessante inkijk in de politiek van die tijd én bevestigen het verhaal dat in 1 Samuel is opgetekend.
De Amarna-brieven
In 1887 gingen lokale Egyptenaren op rooftocht in de ruïnes van de stad Amarna. Ze vonden een serie kleitabletten die correspondentie bevatte van de farao met zijn vertegenwoordigens in Canaän en Amarnu. Ze verkochten de brieven op de antiekmarkt. Niet veel later werd nog meer onderzoek gedaan en in totaal zijn er 382 brieven of fragmenten van brieven gevonden.
Volgens Rohl zijn enkele van deze brieven afkomstig van koning Saul. In de brieven wordt hij aangeduid met ‘Labaya’. Dat hij in de Bijbel ‘Saul’ wordt genoemd, heeft ermee te maken dat het volk om Saul had gevraagd. Saul betekent immers ‘de gevraagde’. Zijn historische naam zou echter Labaya zijn geweest. Dat was in ieder geval de naam die de Egyptenaren van hem kenden.
De meeste wetenschappers dateren de brieven in de 14e eeuw voor Christus, maar Rohl en zijn groep plaatsen de geschreven teksten in de 11e eeuw voor het begin van onze jaartelling.
Het tragische koningschap van Saul
In de Bijbel wordt beschreven hoe Saul door Samuel wordt gezalfd als koning. Hij begint nog goed en doet wat God van hem verlangt, maar al gauw gaat hij de mist in. Terwijl hij eigenlijk zijn volk moet verdedigen tegen de Filistijnen, gaat hij vooral op jacht naar David. David had immers Goliat verslagen en ook andere gevechten gewonnen.
Het volk eerde David meer dan Saul en dat zinde de koning niet. Uiteindelijk wordt Sauls leger in de pan gehakt door een bondgenootschap van Filistijnen. Saul wordt dodelijk verwond en pleegt uiteindelijk zelfmoord om niet levend in handen van de vijand te vallen.
Dat is heel in het kort wat de Bijbel hierover zegt. Volgens Rohl was Egypte ten tijde van de regering van Saul in rustig vaarwater gekomen. Er werden weinig oorlogen gevoerd. Volken huwden hun koningsdochters aan de farao en andere leiders uit, waardoor allerlei bondgenootschappen ontstonden.
Er was echter één regio met constante strijd: Kanaän. Hoewel Egypte niet heerste over dit gebied, waren de volken wel trouw aan de grootmacht. Vergelijk het met de Sovjet-Unie die feitelijk bepaalde wat er in Oost-Europa gebeurde ten tijde van het communisme.
De Kanaänitische stadsbestuurders (vooral Filistijnen) beklaagden zich over het feit dat Saul hun steden innam. Dat was niet acceptabel voor de farao. Hij stuurde een ferme brief naar Labaya / Saul. Die brief is niet bewaard gebleven. Het antwoord van Labaya / Saul wel:
‘Zeg tegen de koning, mijn heer: Boodschap van Lab’ayu, uw dienaar. Ik val aan de voeten van de koning, mijn heer. Wat betreft het feit dat u mij hebt geschreven: “Bewaak de mannen die de stad hebben ingenomen.” hoe moet ik (zulke) mannen bewaken? Het was in oorlog dat de stad in beslag werd genomen.
Toen ik mijn vrede had gezworen – en toen ik zwoer dat de magnaat met mij zwoer – werd de stad, samen met mijn god, ingenomen. Hij heeft mij belasterd: (en) (ik ben belasterd) voor de koning, mijn heer.
Bovendien, als een mier wordt geslagen, vecht hij dan niet terug en bijt hij niet in de hand van de man die hem sloeg? Hoe kan ik op dit moment eerbied tonen en dan zal een andere stad van mij worden ingenomen?
Aan de andere kant, als u ook beveelt: “Val onder hen zodat ze je kunnen slaan”, zal ik (het) doen. Ik zal de mannen bewaken die de stad (en) mijn god hebben ingenomen. Het zijn de plunderaars van mijn vader, maar ik zal ze bewaken.’
Met andere woorden, Labaya / Saul verdedigt zich en zegt dat hij trouw is aan de farao en dat hij alleen maar een stad heeft veroverd die onrechtmatig van zijn volk was afgepakt. Tegelijk zit er een verborgen waarschuwing in tegen de Egyptische machthebber: een mier kan lelijk bijten.
Vrij vertaald zegt Saul hier: ‘Pas op met je dreigementen. Ik mag dan klein zijn vergeleken met u, ik kan wel degelijk pijn doen.’
‘De Israelitische koning speelt hier een slim spel’, zegt Rohl. ‘Ogenschijnlijk is hij trouw, maar ondertussen geeft hij Shechem en het land eromheen aan de Habiru.’ De Habiru waren lokale huurlingen. Aanvankelijk werden velen ingehuurd door Saul, later sloten anderen zich juist aan bij David.
Jonathan krijgt op zijn kop
Uit andere, bewaard gebleven brieven blijkt dat de stadsbestuurders in Kanaän bleven klagen over Labaya / Saul. Egypte greep echter niet in en Saul zag zijn kans schoon om de Amalekieten aan te vallen. De Bijbel zegt dat Saul weliswaar veel bloed vergiet, maar koning Agag in leven laat en ook zijn vee meeneemt.
Saul wordt er zo zelf beter van in plaats van dat hij een opdracht van God uitvoerde. Samuel is woedend en hakt Agag zelf dood met zijn zwaard. Hij laat Saul ook weten dat er een einde komt aan zijn koningschap.
In diezelfde periode kwam David op. Uiteindelijk werd de jonge herder tot rebel verklaard en Saul maakte jacht op hem. Wat Saul niet wist, was dat zijn eigen zoon Jonathan regelmatig optrok met deze vijand van zijn vader. Hoorde hij dit van de Egyptenaren? Hij schreef aan de farao:
Bovendien schreef de koning over mijn zoon. Ik wist niet dat mijn zoon omging met de ‘Apiru. Hierbij draag ik hem over aan Addaya (Egyptische commissaris).
De ‘apiru’ zijn de huurlingen die optrokken met David. In 1 Samuel 20 geeft Saul Jonathan er goed van langs dat hij bevriend was met David. Het lijkt erop dat Saul vervolgens Jonathan naar de Egyptische gouverneur stuurde voor een vermaning.
Sauls dood
In de rest van de brief doet Saul opnieuw een poging om aan te tonen hoe trouw hij is aan de farao. Maar de Egyptenaren waren klaar met hem, zegt Rohl. Ze zorgden ervoor dat een coalitie van Filistijnen de Israëlieten een lesje zouden leren en de koning gevangen zouden nemen.
Sauls leger had door dat er een geweldige overmacht tegenover hen was verzameld en trok zich terug in de bergen. Desalniettemin dolven ze het onderspit. De Filistijnse boogschutters lieten hun pijlen neerdalen en de Israëlieten moesten wel afdalen. Daar werden ze echter opgewacht door de Filistijnen. Tallozen kwamen om.
Ook Saul, die dodelijk was getroffen door een pijl en zichzelf op zijn eigen zwaard liet vallen, en Jonathan eveneens. Eén van de Filistijnse leiders, Biridiya van Megiddo, schreef hierover aan de farao, die hij beloofd had Labaya levend naar Egypte te zullen brengen (tekst tussen haakjes is toelichting van mij):
Bovendien drong ik er bij mijn broers (de Filistijnen) op aan: “Als de god van de koning, onze heer, ervoor zorgt dat we Lab’ayu overwinnen, dan moeten we hem levend brengen: naar de koning, onze heer.
Nadat mijn merrie echter was gevallen (na te zijn neergeschoten), nam ik mijn plaats achter hem (Labaya) in: en reed met Yashdata. Maar voor mijn aankomst hadden ze (de boogschutters) hem gedood.’
Geschiedenis bewijst Gods trouw
En zo stierf de eerste koning van Israël. De Bijbel vertelt het uitgebreide verhaal vanuit het perspectief van God en Zijn volk. Deze bewaard gebleven brieven laten juist een stukje zien van de andere kant.
Geschiedenis is een boeiend vakgebied, maar er komt veel interpretatie bij kijken. Hoe meer ik de Bijbelse geschiedenis bestudeer, hoe meer ik tot de conclusie kom dat God bestaat en dat Zijn Woord betrouwbaar is.
En als Zijn Woord betrouwbaar en waar is, betekent het ook dat ik mag geloven wat de Bijbel zegt: dat God een persoonlijke God is, die omkijkt naar mensen, die een ieder van ons wilde en in liefde aanneemt, die weet dat wij niet volmaakt zijn en daarom zelf mens werd om te doen wat ons niet lukte.
Saul was een koning en had Israël moeten leiden op het pad van God. David deed dat na hem veel beter, maar ook hij maakte fouten. Hij kon echter bij God vergeving verwachten omdat een kleine duizend jaar later Jezus Zijn leven gaf voor hem. En niet alleen voor hem, maar ook voor jou en mij.
‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.’ – Romeinen 8:38-39
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!