De laatste 24 uur van Jezus
Van het avondmaal tot ‘Het is volbracht’
Ik deel mijn verjaardag met Jezus. Als kind dacht ik dat Hij echt op 25 december was geboren. Mede omdat ik op die datum ben geboren, zijn de kerstverhalen in de Bijbel mijn favoriete verhalen.
Maar op 2 staan de gebeurtenissen vanaf het laatste avondmaal tot en met de dood van Jezus op wat wij Goede Vrijdag noemen. Omdat wij die verhalen vaak in stukjes lezen, zien we niet altijd hoe de laatste dag van Jezus als mens eruit zag. En toch is dit de belangrijkste dag in de geschiedenis van het universum. Wat gebeurde er precies?
Lees maar mee. Laten we het verhaal oppakken bij wat wij ‘het laatste avondmaal’ noemen.
Jezus en de discipelen vieren het Pesach, het joodse feest dat de uittocht uit Egypte herdenkt. Het is een heilig feest, want het werd door God zelf ingesteld. Na vierhonderd jaar in Egypte te hebben doorgebracht, moest het volk terugkeren naar het beloofde land, maar de farao wilde zijn slaven niet kwijt. Hij verzette zich tegen Gods boodschapper Mozes en God stuurde negen plagen die de farao bijna op de knieën kregen: eerst veranderde water in bloed, daarna verschenen kikkers, luizen, steekvliegen, veepest, zweren, hagel, sprinkhanen en drie dagen duisternis.
Bij al deze plagen bleven de Israëlieten buiten schot. Maar bij de tiende en laatste plaag hadden de Israëlieten bescherming nodig. God zou zijn engel sturen om alle eerstgeboren zonen te doden, een duidelijk beeld van Gods toorn. De eerstgeboren zoon was de stamhouder. Hij was er verantwoordelijk voor om de familie in stand te houden en het geloof door te geven. Als hij weg zou vallen, was dat een ramp.
Hoe konden de Israëlieten ontsnappen aan de straf van God? Door een vervangend offer. Ze moesten een lam zonder gebrek slachten en het bloed aan hun doorposten smeren. De engel des doods sloeg die huizen over.
Nadat het volk was vertrokken uit Egypte, verzamelden Mozes en zijn mensen zich bij de berg Sinaï. Ze mogen de berg niet betreden, want Gods glorie rust op de berg. Een ieder die te dicht in de buurt komt, zal direct sterven.
Mozes mag wel komen en hij ontvangt de tien geboden. God sluit hier een verbond met het volk Israël (feitelijk een herhaling van het verbond dat hij eerder met aartsvader Abraham had afgesloten. In feite beloofde hij dat Israël Gods speciale bezit zou zijn, een koninkrijk van priesters en een heilige natie. God zou voor Israël vechten en haar tegenstanders overwinnen.
Bovendien beloofde God genadig te zijn en Israëls zonden te vergeven. Mits het volk zich aan dat verbond zou houden.
Daarmee bedoelde God niet dat de Israëlieten dus eigenlijk volmaakt moesten zijn en Gods zegen moesten verdienen. Dat was immers onmogelijk. Wat wordt er dan precies bedoeld? Ik kan het niet beter zeggen dan predikant John Piper: ze moesten leven met een houding om Gods genade en vergeving te ontvangen. Met andere woorden: God lief hebben. Dat betekent God gehoorzamen. Niet om Gods liefde te verdienen maar als bewijs van hun liefde voor God.
Om dat verbond te bekrachtigen, besprenkelt Mozes de Israëlieten met bloed (hét symbool van leven) van offerdieren. Daarmee betaalt hij als het ware voor de zonden van het volk. Dat was niet nieuw. Al vanaf de eerste keer dat Adam en Eva zondigden, wordt bloed vergoten als vergelding voor de zonden van de mensen.
Tijdens het laatste avondmaal gaf Jezus hier een nieuwe betekenis aan. Het oude verbond (letterlijk: testament) stond op het punt om vervuld te worden in een nieuw verbond, een verbond dat zijn grond en vervulling vindt in het leven, sterven en opstaan van Jezus Christus. De mensheid had altijd het bloed van een offer nodig gehad om vergeven te worden.
Maar dierenoffers kunnen geen zonden laten verdwijnen. Daarvoor is een volmaakt offer nodig. Jezus’ offer aan het kruis zou de ware verlossing van de zonden geven.
Daarom hief Jezus een glas met wijn en sprak: ‘Drink, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.’ Jezus betrok hiermee het verbondsritueel uit Exodus 24 op zijn eigen dood.
Jezus is het vervangende offer. Niet ons leven, maar zijn leven werd weggenomen. Alleen moeten we wel vaststellen dat dit niet iets was wat hem overkwam. Hij koos er zelf voor. Dat zien we nog duidelijker in de volgende scène die we gaan bekijken. Volg me naar de tuin van Getsemane.
We zien Jezus met zijn twaalf discipelen de kamer verlaten waar ze het avondmaal hebben gevierd. Ze trekken naar de tuin van Getsemane. Daar laat hij negen discipelen achter, maar zijn drie vertrouwelingen neemt hij mee. Zij moeten met hem waken. Hij loopt een stukje verder dan zij om alleen te bidden. Drie keer bidt hij. Hij vraagt zijn vader of er soms toch een andere weg is. Kan de beker die hij tot de laatste druppel moet leegdrinken van hem worden weggenomen? Hij bidt zo intensief dat hij water en bloed zweet, een teken van extreme stress.
Waar was hij zo bang voor? Voor de Romeinse soldaten en de kruisiging? Dat klinkt niet logisch. Sinds Jezus’ dood en opstanding zijn zovelen volgelingen op verschrikkelijke manieren aan hun einde gekomen, terwijl ze geen spoortje angst toonden. Jezus had zelf gezegd dat we geen angst moesten hebben voor mensen die ons hooguit kunnen doden. Het is beter God te vrezen.
En dat is wat Jezus deed. De beker die Jezus moest drinken, was gevuld met Gods toorn. Het Oude Testament beschrijft die toorn met scherpe beelden:
De Heer zelf komt van ver, in brandende toorn: uit zijn neus stijgt dichte rook omhoog, vervloeking ligt op zijn lippen, zijn tong is als een verterend vuur, zijn adem als een kolkende watervloed die tot de hals reikt. Hij komt de volken opschudden met een bedrieglijke wan, de naties geeft hij een misleidend bit tussen de kaken. (Jesaja 30)
En:
Daarom – dit zegt God, de Heer: Omdat jullie nu niet meer dan schuim zijn, breng ik jullie in Jeruzalem bijeen. Zilver, koper, ijzer, lood, tin: het gaat allemaal de oven in, en het vuur wordt aangeblazen om het te laten smelten. Net zo zal ik jullie in mijn hevige woede bijeenbrengen en jullie laten smelten in het vuur; ik zal jullie in Jeruzalem samenbrengen, ik zal het vuur van mijn woede over je heen blazen zodat jullie smelten. Zoals zilver wordt gesmolten in een oven, zo zullen jullie smelten in de stad, en jullie zullen weten dat ik, de Heer, mijn toorn over jullie heb uitgestort.’ (Ezechiël 22)
Misschien vraag je je af waarom ik deze passages over Gods straf benadrukk. Ik had ook alleen maar over Jezus’ liefde kunnen schrijven, toch? Ik doe het omdat ik wil dat je het gewicht voelt van de straf die Jezus droeg.
Gods woede is persoonlijk – dus tegen jou en mij gericht – en intens. God haat de zonde. Hij haat de zonde uit de grond van zijn hart. Gods toorn is verschrikkelijk, zoals de mensheid zal ondervinden aan het einde der tijden.
Ze riepen de bergen en de rotsen toe: ‘Val op ons neer! Verberg ons voor het oog van hem die op de troon zit en voor de toorn van het lam! Want nu is de grote dag van hun toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan?’ (Openbaring 6)
God zij dank is er hoop! Wij hoeven Gods toorn niet te ondergaan, want Jezus dat deed dat in onze plaats.
En Hij koos er zelf voor. Hij was niet misleid door zijn vader. Hij werd niet per ongeluk opgepakt door de Romeinen omdat hij even niet goed oplette. Eén woord had hij hoeven spreken en miljoenen engelen hadden hem bevrijd. Maar dan was er voor ons geen uitweg meer geweest.
Het is ook niet zo dat een liefhebbende zoon op deze manier zijn kwade vader probeerde te kalmeren. Het was hun gezamenlijke plan, de enige manier om de breuk tussen God en mens te herstellen. De vader stond af wat hem het meest dierbaar was: zijn eigen zoon. De zoon offerde zichzelf voor de persoon waar hij het meest van hield: zijn vader. Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Jezus dronk onze beker en riep toen uit: ‘Het is volbracht.’
We maken een sprong in het verhaal. Jezus werd gearresteerd en na een schandalig ‘proces’ gemarteld en gekruisigd. Nadat spijkers in Jezus polsen en voeten zijn gehamerd – een onbeschrijflijke pijn veroorzakend – wordt het kruis opgericht. ‘De mensenzoon moet hoog verheven worden’, had hij zelf gezegd tegen die schriftgeleerde, Nicodemus. Nu was het moment daar.
Rond het middaguur viel de duisternis in. Drie uur lang was het land donker. Aan het einde daarvan riep Jezus woorden uit die in het diepst van de ziel raken: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Ofwel: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’
Jezus was het volmaakte offer. Hij dronk de gifbeker leeg. Niet in één teug. Nee, urenlang werd de toorn van God op hem uitgestort. Minuut na minuut. Uur na uur. En het moeilijkste voor hem was dat hij ook door God werd verlaten, een onderdeel van de straf als gevolg van onze zonde.
Waarom schreeuwde Jezus het uit tot zijn vader in een kreet van wanhoop, van ongeloof, van boosheid? Dat was het alle drie niet. Jezus vertrouwde op God. Hij kon het lijden volhouden vanwege de vreugde die voor hem in het verschiet lag. Hij legde zijn leven vrijwillig af. Hij had het lijden op ieder gewenst moment kunnen beëindigen.
Jezus citeerde het eerste vers van Psalm 22, een psalm die David eeuwen eerder had gedicht. Door dat eerste vers te noemen, quote hij als het ware de hele psalm. Als je een bijbel bij de hand hebt, is dit een goed moment om Psalm 22 te lezen. Het geeft een uitstekend beeld van wat iemand aan het kruis meemaakt.
Sterven aan het kruis is in feite heel langzaam stikken. Je bent aan een boom vastgespijkerd en krijgt geen lucht. Met je voeten druk je jezelf omhoog om adem te kunnen halen, je rug schuurt over het hout, totdat je geen kracht meer hebt en je weer terugzakt. Dat hou je hooguit een paar uur vol. Dan stik je van totale uitputting. Maar de verlatenheid is misschien wel het ergste van alles.
Jezus werd niet opgehangen, met een mes vermoord of gestenigd. Hij werd gekruisigd om op die manier een beeld te geven van Gods vloek én redding. De duisternis die midden op de dag inviel, weerspiegelt de totale verlatenheid die ons wacht als we niet met God worden verzoend.
Maar niet wij hingen aan dat kruis, maar Jezus. In onze plaats. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen. Hij werd van God gescheiden zodat wij dat nooit hoeven meemaken. ‘Hij stierf buiten de stadspoorten’, zegt de Bijbel. Ofwel daar waar de kadavers werden verbrand van de offerdieren, daar waar de zonde in rook opging.
Luister maar eens naar wat Maarten Luther hier over zegt:
Dat hebben alle profeten gezien, dat de toekomstige Christus de grootste rover, moordenaar, echtbreker, dief, tempelschender, lasteraar enz. zou zijn, Die door geen misdadiger ter wereld ooit overtroffen wordt. Dan gaat het niet over Hem Zelf, niet daarover dat Hij uit de maagd Maria geboren is als Gods Zoon, dýn is Hij de zondaar. Hij heeft en draagt de zonden van Paulus, die een lasteraar, een vervolger en een gewelddadig mens geweest is, dan draagt ook nog Hij de zonden van Petrus, die Christus verloochend heeft, de zonden van David, die een echtbreker geweest is, een moordenaar, die de heidenen de naam des Heeren deed lasteren. Kortom, Christus is het, Die in Zijn lichaam alle zonden van alle mensen heeft en draagt.
Jezus was de enige die het op grond van zijn levenswandel verdiende in de hemel te komen, maar hij droeg al onze zonden. Daarmee werd hij de grootste misdadiger ter wereld. Erger dan Adolf Hitler, Joseph Stalin, Osama bin Laden, keizer Nero, Alexander de Grote, Marc Dutroux, Volkert van der G., Jack the Ripper, jou en mij bij elkaar. Maar Jezus zit nu aan de rechterhand van God. Daarmee is bewezen dat er hoop is voor iedere zondaar, ook voor jou en mij.
‘Het is volbracht’
Vlak voor hij stierf, bracht Jezus nog drie woorden uit: ‘Het is volbracht.’ Het was een kreet van victorie. Waren er mensen die wisten wat hier gebeurde? Dat de zoon van God stierf? De grond schudde, graven gingen open, doden stonden op en maakten bekend wie ze waren.
Een Romeinse legeraanvoerder en zijn mannen werden door hevige angst overvallen. ‘Deze man was werkelijk Gods zoon!’ We weten niet hoe het afgelopen is met deze Romein. Eén ding besefte hij op dat moment in ieder geval niet: dat deze ‘zoon van God’ in zijn plaats was gestorven.
Slechts één persoon in de hele wereld besefte dat wel. De naam van deze man was Barabas, een ter dood veroordeelde moordenaar die de doodstraf wél verdiende en in de dodencel zat, wachtend op zijn kruisiging. Pilatus had de Joden laten kiezen tussen Jezus en Barabas. Ze hadden voor Jezus gekozen. Die moest dood, terwijl Barabas een tweede kans kreeg.
Zo is het met ons ook. In de laatste 24 uur van Zijn leven op aarde droeg God de straf die wij hadden verdiend en zo gaf Hij ons een kans op eeuwig leven.
Lees ook:
De laatste 24 uur van Jezus
Hoe Gods rechtvaardigheid én liefde zichtbaar werden aan het kruis
Jezus stierf in de eerste plaats voor de eer van Zijn Vader
Tijdens Zijn lijden, zag Jezus de mens
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!